Kevin Riley: In Exodus 34:28c there is the line "and he wrote on the tablets the words of the covenant, the ten commandments." I have no problems with the meaning of the words, just in working out who "he" is - Moses ort God. It seems to read more logically as Moses wrote, but I wondered if there was any rule of syntax to solve this. Sorry I haven't written it in Hebrew transcription, but I have only a few seconds to write.
Yigal Levin: Verse 27 has God telling Moses to write. Verse 28 begins "And he was there with YHWH..." - obviously Moses. There is no reason to think that "wayyiktov", "and he wrote" has a different subject in mind.
John Steven: Why about in verse 1 of that same chapter where God says to Moses "I will write upon..."?
Harold Holmyard: Thanks for pointing out that verse. Perhaps it is like a newlywed couple who say, "We're going to build a house when we return from our honeymoon." They actually contract it out, and construction workers fabricate the building. But since it was their idea and their savings that they invested into the project, they can rightly speak of building the house. The ten commandments were ultimately God's idea and project. Moses may have written the words the second time, but they still were God's vehicle for governing Israel. So Moses could correspond to the construction workers.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen en veertig nachten; hij at geen [34]brood, en hij dronk geen water; en [35]Hij schreef op de tafelen de [36]woorden des verbonds, de tien woorden. 34. Onder het woord brood wordt allerlei spijs verstaan, gelijk onder het woord water allerlei drank. 34. geen water; Onder het woord brood wordt allerlei spijs verstaan, gelijk onder het woord water allerlei drank. 35. Te weten, de Heere, gelijk vs.1, en Deut.10:2 te zien is. Dat God, vs.27, aan Mozes beveelt dit te schrijven, is te verstaan, dat hij het schrijven zou in het boek der wet, gelijk hfdst.17 vs.14, maar niet dat hij het op de twee stenen tafelen schrijven zou. 36. Dat is, geboden, gelijk Gal.5:15.